Ik probeer de plaats en alle mensen in dit verhaal te zien en ik neem zelf een plek in de synagoge. Zit ik tegenover Jezus, naast Hem, ver weg, dicht bij? Ik gebruik zoveel mogelijk mijn voorstellingsvermogen om dit verhaal te beleven.
Ik kijk naar de vrouw wanneer Jezus haar ziet en roept en wanneer Hij haar geneest. Wat gebeurt met haar? Wat zie ik op haar gezicht?
Ik kijk naar de leider van de synagoge. Wat zie ik in zijn gezicht?
Ik kijk naar Jezus. Naar zijn tederheid wanneer hij de vrouw ziet en roept. Naar zijn boosheid wanneer de leider van de synagoge zijn gedrag veroordeelt. Naar zijn blik wanneer Hij iedereen, dus ook mij, in de synagoge toespreekt. Wat zie ik op zijn gezicht?