Jesaja zingt dit lied vlak nadat zijn Jeruzalem verwoest is door ‘de volken’; als een puinhoop is achtergelaten! Dwars door die narigheid heen ziet hij een nieuwe toekomst voor de berg waarop Jeruzalem is gebouwd.
Ik stel mij de volkeren voor van tegenwoordig. Die samen aan één tafel!?
Jesaja zegt dat het bij God mogelijk is. Deel ik zijn geloof, hoop, vertrouwen?
De rouwsluier verscheurd; de tranen gewist.
Ik neem de tijd me dat voor te stellen.
En als ik dat visioen toepas op mijn leven?
Ik voer een gesprekje al naar gelang:
met de profeet,
met Jezus,
met God.