De profeet wordt opgeroepen om slappe handen sterk te maken, en knikkende knieën krachtig. Dat is een beeld voor mensen die de moed verloren hebben; die ‘het niet meer zien zitten…’
Wie in mijn omgeving vertonen ‘slappe handen en knikkende knieën’? In welk opzicht hebben zij de moed verloren? Zouden zij getroost zijn met de woorden: ‘God komt eraan!’?
En ikzelf? Waar of wanneer heb ik last (gehad) van ‘slappe handen en knikkende knieën’? Ben/was ik getroost met de woorden ‘God komt eraan!’?
Zie ik al momenten of plekken waarvan ik kan zeggen: ‘Kijk, inderdaad, God komt eraan!’ Is mijn verlangen of gebed bv. zo’n plek?
Aan het eind van mijn gebed voer ik een gesprekje al naar gelang: