Het volk van God zit in ballingschap. Ver van huis. Onderdrukt en tot slaaf gemaakt door tirannen. En dat al bijna veertig jaar lang! En God doet er niets aan, zo lijkt het. Het volk heeft de indruk: God wéét helemaal niet wat wij doormaken; ziet niet wat wij hier allemaal moeten uitstaan.
Herken ik het gevoelen van het volk dat de aanwezigheid van God niet ervaart? Sterker: het volk verlangt naar Hem, maar Hij lijkt dat verlangen niet op te merken.
De profeet herinnert eraan dat God alles heeft geschapen en dat dus niets Hem ontgaat. Dat geldt dus ook voor mij. Kan ik dat geloven?
Zou ik getroost zijn met die woorden: ‘God heeft ook mij geschapen; dus Hij ziet wel degelijk waar ik pijn heb en waar ik naar verlang…?’
Aan het eind van mijn gebed voer ik een gesprekje al naar gelang: