God vormt het dreigende doodswater om tot een zee van leven, een speelvijver voor dieren. Naast de doodsdreiging die we uit de actualiteit kennen staat een levensbeeld.
Ik stel me de grote zeemonsters en de vrije vogels voor als speelkameraden, medeschepsels.
God zag dat het goed was. Kan ik deze goedheid zien?
De actuele beelden van omgekomen bootvluchtelingen en een vervuilde zee roepen ontzetting, woede en pijn op. Wat brengt het in mij teweeg als schepsel?
Hoe houd ik het vol om mij niet in onverschilligheid of woede af te wenden?